Voor groep 3 /4 en neveninstromers

Met dank aan Jopie van den Berg, Taalcentrum Almere en Betsie van Tiel, Bedirschool te Uden.

Wat?

In veel leesboekjes komen diergeluiden voor zoals woef woef, waf waf, boe of piep piep.  Hieraan gekoppeld is het werkwoord voor het spreken van dieren: een hond blaft en zegt: waf waf of woef woef. Een paard hinnikt en zegt: hi hi. Een ezel balkt en zegt: ia ia.

Waarom?

Voor Nederlandse kinderen is, als zij deze woorden zien, het meteen duidelijk welk dier aan het ‘woord’ is. Voor anderstalige kinderen is dit niet meteen duidelijk omdat in hun moedertaal de dieren een ander geluid uiten. Namelijk een geluid dat dichter bij hun moedertaal ligt. Zo zegt een hond in het Turks:  hau hau. Alvorens met de leesboekjes te beginnen, onderwijst u eerst de dieren, het praten van de dieren en hun geluid en de schrijfwijze ervoor.

Hoe aan te bieden?

Introductie van diergeluiden en spreken van dieren

  • U laat diverse afbeeldingen van dieren zien – of miniatuurdieren- (zie bijlage 1) en u introduceert het geluid. De hond zegt: waf waf of woef woef.
  • U gaat ook in op de eigen talen van de kinderen. Wat zegt een hond in jouw taal?
  • Dan introduceert u de schrijfwijze. Zie hiervoor de bijlage.
  • Daarna noemt u van verschillende dieren het praten. “Dieren praten ook. Het praten van een hond heet blaffen. Het praten van een paard heet hinniken.”
  • Tot slot wijst u op bijlage 2 de verschillende categorieën aan: “Dit is het dier, zo heet het praten en dit is het geluid.”

Hoe te oefenen?

  • Ping-pong (in tweetallen)Allereerst geeft u de kinderen een bruine lijst met afbeeldingen en de namen van de dieren. Vervolgens noemen de kinderen om de beurt een dier op.
  • TweetalCoach (in tweetallen) Een kind noemt een vijftal dierennamen op, terwijl het andere kind controleert of deze namen op de lijst staan. Is het goed? Dan de duim omhoog. Is het niet goed? Dan geeft het andere kind het antwoord. Daarna ruilen ze.
  • TweetalCoach (in tweetallen)Wat zegt het dier? De kinderen hebben de lijst met afbeeldingen en doen om de beurt het geluid van een dier na. Daarna geeft u ze de lijst met de afbeelding (bruin) en de schrijfwijze van de diergeluiden (groen) . De kinderen lezen om de beurt het geluid op en noemt het dier dat er bij hoort.
  • TafelRondje (in viertallen) U geeft één kind de bijlage (naam van het dier, het praten van een dier en het geluid van een dier). In het midden komen drie gekleurde vellen: bruin, rood en groen.  Om de beurt schrijven de andere drie op het bruine vel een dierennaam, en op het rode vel het praten van de dieren en op het groene het geluid. Het kind dat scheidsrechter is, geeft aan of het goed is of niet en verbetert wanneer het fout is. Aan het eind lezen de kinderen om de beurt een regel op: dierennaam, het werkwoord en het geluid.

Verder verloop?

  • U screent teksten die de kinderen dienen te lezen op diergeluiden en het praten van de dieren. U wijst de kinderen hierop en laat ze een en ander opzoeken op de lijst (zie bijlage.)
  • Laat ze deze lijst leren.
  • Eventueel kunt u het geluid van de eigen taal erbij laten schrijven.

Boodschappenlijstje


[1] Met dank aan J. van den Berg Taalcentrum Almere

[2] Betsie van Tiel, Bedirschool te Uden.